Begrip | Uitleg |
---|
API | Application Programming Interface. Een set regels en protocollen waarmee verschillende softwaretoepassingen met elkaar kunnen communiceren. |
BGP | Border Gateway Protocol. Een protocol dat wordt gebruikt om gegevens tussen verschillende autonome systemen op het internet uit te wisselen. |
CDN | Content Delivery Network. Een netwerk van servers die content dichter bij de eindgebruiker levert om de laadtijden van websites te verbeteren. |
CIR | Committed Information Rate: datasnelheid van pakketten van een netwerkdienst waarvan de bandbreedte gegarandeerd wordt. Ingress traffic policing zal pakketten labellen als groen (CIR) of geel (EIR) of ze droppen |
DDoS | Distributed Denial of Service. Een aanval waarbij meerdere systemen worden gebruikt om een netwerk of service te overbelasten, waardoor deze onbereikbaar wordt. |
DNS | Domain Name System. Een systeem dat domeinnamen omzet in IP-adressen, waardoor het gemakkelijker wordt om websites te vinden. |
EIR | Excess Information Rate: datasnelheid van pakketten van een netwerkdienst waarvan de bandbreedte boven de CIR-waarde valt, maar nog niet gedropped wordt. Deze EIR-bandbreedte wordt niet end-2-end gegarandeerd. Ingress traffic policing zal pakketten labellen als groen (CIR) of geel (EIR) of ze droppen |
EVPN | Ethernet Virtual Private Network. Een technologie voor het verbinden van netwerken via een overlay, die een schaalbare oplossing biedt voor Layer 2-connectiviteit. |
Firewall | Een beveiligingssysteem dat ongeautoriseerd verkeer tussen netwerken blokkeert of toestaat op basis van vooraf gedefinieerde regels. |
IPv4 | Internet Protocol versie 4. De vierde versie van het Internet Protocol die IP-adressen in een 32-bits formaat definieert. |
IPv6 | Internet Protocol versie 6. De nieuwste versie van het Internet Protocol, ontworpen om het tekort aan IPv4-adressen op te lossen, met 128-bits adressen. |
Load Balancing | Een techniek die de netwerkbelasting verdeelt over meerdere servers om de prestaties en beschikbaarheid te verbeteren. |
MPLS | Multi-Protocol Label Switching. Een techniek die de efficiëntie van datatransport verhoogt door labels aan gegevenspakketten toe te voegen voor snelle routering. |
NAT | Network Address Translation. Een techniek die het mogelijk maakt om meerdere apparaten op een lokaal netwerk één openbaar IP-adres te laten delen. |
NTP | Network Time Protocol. Een protocol dat ervoor zorgt dat computers en netwerken de juiste tijd behouden door tijdsynchronisatie. |
PAGP | Port Aggregation Protocol, een Cisco proprietary netwerk protocol, ook bekend onder de term Etherchannel |
PBB-TE | Provider Backbone Bridging with Traffic Engineering: Carrier Ethernet protocol welke statisch geconfigureerde tunnels gebruikt om in SURFnet7 voorspelbare netwerkdiensten (latency, jitter, bandbreedte) te bouwen |
Policing | Een techniek voor het beheren van netwerkverkeer door de snelheid van gegevensoverdracht te beperken, wat helpt om congestie te voorkomen. |
PTP | Precision Time Protocol. Een protocol dat een hogere tijdsynchronisatie-nauwkeurigheid biedt dan NTP, vaak gebruikt in industriële en telecomomgevingen. |
QoS | Quality of Service. Een set technieken die ervoor zorgen dat netwerkverkeer prioriteit krijgt, wat resulteert in betere prestaties voor belangrijke applicaties. |
Remote Port Shutdown | Indien de SURF-apparatuur geen licht meer ontvangt vanuit de klantapparatuur aan één zijde van een EVPN dan zal de SURF-apparatuur ervoor zorgen dat er ook geen licht gestuurd wordt op de andere zijde van het EVPN. Mocht de netwerkfout in het SURF-domein zitten, dan wordt aan weerszijden van het EVPN geen licht gestuurd naar de aangesloten klantapparatuur. |
SDN | Software-Defined Networking. Een benadering van netwerken waarbij het beheer van netwerkbronnen wordt gescheiden van de hardware. |
SD-WAN | Software-Defined Wide Area Network. Een technologie die het beheer van meerdere netwerken en verbindingen vereenvoudigt via software. |
SLA | Service Level Agreement. Een contract dat de verwachte prestaties en diensten beschrijft die aan een klant worden geleverd. |
TFT | Time Frequency Transfer - Technieken om tijd en frequentie te distribueren. |
VLAN | Virtual Local Area Network. Een logisch netwerk dat verschillende apparaten in een fysieke netwerkstructuur groepeert. |